Landgoed Wolink
Ontdek Wolink
Het huidige Wolink vormt een afwisselend landschap waarin het verleden duidelijk voelbaar is. Vanuit het hele gebied zijn er doorkijkjes naar de fraaie monumentale boerderij.
Natuur
Dieren
Op Wolink zijn meer dan zestig soorten vogels geteld, een hoog aantal voor een gebied van nog geen 40 ha. Kenmerkende broedvogels zijn holenbroeders die van de oude bomen gebruikmaken om in te nestelen, zoals de zwarte specht, bosuil en boomklever.
Ook het goudhaantje, een klein vogeltje met een geeloranje streep op de kop, komt hier voor. Er zijn enkele waarnemingen van de kleine ijsvogelvlinder bekend. Deze minder algemene soort, waarvan kamperfoelie de waardplant is, komt in ons land alleen in het oosten en zuidoosten voor.
Planten
In het bos op de voormalige heide staan nog gagelstruiken en enkele zeer oude vliegdennen als herinnering aan het heideverleden. De houtwallen rond de es zijn uitgegroeid tot monumentale bomenrijen. In het voorjaar vallen vooral de rode beuken hierin op.
Rond de hoeve ligt een mooi bos met veel oude eiken. In het dennenbos komen veel berken en zomereiken op, die later een loofbos zullen vormen. In de ondergroei gedijen verder lijsterbes, vuilboom en kamperfoelie. Nabij de es groeien plaatselijk adelaarsvaren, hulst en klaverzuring, een teken dat hier al heel lang bos of hakhout groeit omdat deze soorten alleen in oud bos voorkomen. In het bos groeien tweestijlige meidoorn en mispel, beide soorten die in Nederland niet algemeen voorkomen.
Locatie & voorzieningen
Locatie
Wolinkweg
7273 SL Haarlo
Regio Achterhoek – Gemeente Borculo
Verworven 1985 – Oppervlakte 36 ha
Voorzieningen
-
Wandelen
-
Monumentaal gebouw
Geschiedenis
Patronen in het landschap
Het Achterhoekse kleinschalige kampenlandschap heeft zich sinds de middeleeuwen ontwikkeld volgens een vast patroon. Dichtbij de boerderij lag een hoge, droge akker, een es of enk. De lagere gronden in de buurt van de boerderij waren graslanden voor vee. Verder van de boerderij af lagen op de natte gronden hooilanden en op de drogere gronden heide en bos. Zowel in het bos als op de heide werd ook vee gehouden en uit het bos werd hout gehaald. Op de heide werden plaggen gestoken om als stalstrooisel te dienen en de mest op te vangen die vervolgens op de akker gebracht werd. Dichtbij de boerderij bevonden zich ook geriefhoutbosjes, (moes)tuinen en een boomgaard. Akkers en graslanden waren met hakhoutwallen omzoomd. Ook water was dichtbij de boerderij aanwezig, hetzij via een waterput, hetzij als beekje of stroompje. In het algemeen werd grond rondom de boerderij intensief bewerkt en grond verder van de boerderij extensiever.
Boerderij Wolink
Het in 1985 van de familie Roelvink verworven Wolink is een prachtig voorbeeld van zoān oud, efficiĆ«nt ingericht landschap. Alle elementen zijn aanwezig: es, graslanden, hakhout, heide (nu grotendeels dichtgegroeid), bos, boomgaard en ter verfraaiing van het landgoed enkele lanen en mooie bomen. De monumentale boerderij op Wolink stamt uit 1770. De kappen van de boerderij zijn voorzien van geveltekens.
De endskamer
Het meest opvallend element is echter de dubbele endskamer. Het woongedeelte van boerderijen van het hallenhuistype werden in het verleden vaak uitgebreid met een aanbouw. Meestal werden deze aanbouwen tegen de zijgevel van het woongedeelte geplaatst, waardoor de boerderij in de breedte werd uitgebreid. Alleen in de Achterhoek en Twente komt het voor dat deze uitbreidingen tegen de voorgevel van de boerderij werden geplaatst, in de lengteas van de boerderij. Deze uitbreidingen staan bekend als ‘endskamers’ en boerderij Wolink valt op met zijn dubbele endskamer. De achterzijde van Wolink is eveneens opvallend, met twee deeldeuren die teruggesprongen liggen ten opzichte van de achtergevel. De bouwdelen die ter weerszijden van de deuren uitsteken worden plaatselijk ‘hookschƶtte’ genoemd. Tot slot is op het erf van boerderij Wolink een bijzondere waterput te vinden.
Ontginning
Rond de tijd dat de boerderij werd gebouwd is ook begonnen met de ontginning. Op een kaart uit 1783 is het merendeel van het gebied nog niet ontgonnen, maar in 1846 ziet het gebied er al grotendeels uit zoals het nu is. Sinds 1870 is het gebied vrijwel niet meer veranderd, afgezien van het dichtgroeien van de heide. Toen de kunstmest werd uitgevonden waren heideplaggen namelijk niet meer nodig om de akkers te bemesten. Ook werden de graslanden productiever, zodat dieren niet meer op de heide geweid hoefden te worden. De heide raakte in onbruik en groeide in de loop van de tijd dicht met bos.