Koloniaal en slavernijverleden van de bewoners van kasteel Rosendael
De vrouwe van Rosendael, Eusebia Jacoba de Rode van Heeckeren, gehuwd met Assueer Jan Torck van Rosendael, krijgt Quaco ‘cadeau’ rond 1780. Quaco werd als slaaf verscheept van Suriname naar Nederland. Op die manier is ook de geschiedenis van Rosendael verbonden met het Nederlandse slavernijverleden.
Fragment uit het stripboek over Quaco: ‘leven in slavernij’. Dit is het eerste stripverhaal over het Nederlandse slavernijverleden, gemaakt door Ineke Mok en Eric Heuvel.
Van Suriname naar Holland
Quaco is de hoofdpersoon in het eerste stripverhaal over het Nederlandse slavernijverleden. Hij heeft echt bestaan. Omstreeks 1770 werd hij als (ongeveer) achtjarige jongen ontvoerd in Guinee en als slaaf verscheept naar Suriname. Daar is hij ‘eigendom’ van de Schotse plantage eigenaar Walter Kennedy. In 1775 koopt de Schots-Nederlandse kapitein Stedman Quaco over van Kennedy. Samen met Stedman vertrekt Quaco naar Holland, waar hij voor korte tijd in Den Bosch, Zutphen en Bergen op Zoom woont en zijn vrijheid verkrijgt.
Swarte Willem
In 1780 kwam hij in dienst bij de familie Torck van Rosendael, die hem ‘swarte Willem’ noemde. In Rosendael wordt Quaco gedoopt in de plaatselijke kerk onder de naam Willem Stedman of Stidtman, vernoemd naar zijn eerdere meester. Hij werkte twaalf jaar op kasteel Rosendael. Nadat hij daar werd weggestuurd, monsterde hij aan op een VOC-schip naar Batavia. In het register van dit schip staat Quaco vernoemd als: matroos Willem Stedman of Stidman, van de kust van Guinee.
Op de website van Erfgoed Gelderland vind je het hele verhaal van Quaco.