Historisch landgoedbeheer Schaffelaar
Eikenhakhout was vroeger een veelvoorkomend bostype op de Nederlandse zandgronden. Geldersch Landschap & Kasteelen houdt deze historie levend op enkele plekken.
Veertienlanenpunt
Op landgoed Schaffelaar zijn de lanen van het Sterrenbos na het grote herstel van 2005 ingeplant met eiken. De eiken tussen de lanen in worden als hakhout beheerd. Dat betekent dat periodiek in een ‘taartpunt’ de bomen kort worden afgezaagd. Op deze manier houden we afwisseling in het landschap: van een open karakter tot dichtbegroeide stukjes bos. Belangrijk voor dieren en planten en bijzonder voor mensen om doorheen te wandelen en van te genieten.
Geschiedenis van hakhout
Hakhoutmethodes werden al toegepast door de Romeinen. In de Middeleeuwen werd er vanwege de bevolkingsgroei op grote schaal hakhout gekapt. Het hout werd gebruikt als brandhout, voor leerlooierijen, omheiningen, vlechtwerk en palen. Ook na 1840 was er een opleving: eikenschors werd veel gebruikt voor de winning van looistof; het geschilde hout als brandhout. Vanaf 1900 werd steeds meer fossiele brandstof en elektriciteit gebruikt. Ook leerlooierijen gingen gebruikmaken van alternatieven. Toen er ook nog meeldauw in het hakhout kwam, was dat de genadeslag voor de hakhoutindustrie. Het houthakbeheer van tegenwoordig laat hiermee tevens een stukje geschiedenis zien.
Ecologisch waardevol
Door het afzagen van de bomen komt er veel licht en ruimte op de bodem. Planten en dieren die van open zonnige plekken in het bos houden voelen zich hier thuis. Vele soorten amfibieën, reptielen en insecten vinden in de afgezette eikenstobbe een geschikte schuilplaats en voedsel. Ook een das of ree maakt graag gebruik van de beschutting die een stuk hakhout biedt.